Kniediep in de brassbandziel
Een enigszins verwarrend optreden. Enerzijds was het puur plezier wat deze vier mannen uitstraalden. Een opwindend gevoel dat zich vertaalde naar je voeten, die categorisch weigerden gezeglijk stil te blijven zitten. Anderzijds was de herinnering aan de geliefde Olympia Brass Band die hier werd opgewekt zó levendig en bitterzoet, dat je elk moment verwachtte leider Harold ‘Duke’ Dejan uit de coulissen te zien stappen om met schorre stem ‘I Got To Be A Rug Cutter’ in te zetten.
Want die associatie, met de band die bijna een halve eeuw het boegbeeld van de New Orleans jazz was, was wellicht nog het sterkst. Duidelijk is dat de muzikanten van Wicked Knee de brassbandmuziek van die stad vlijtig hebben bestudeerd. Maar ze zijn verder gegaan dan het klakkeloos imiteren van de populaire straatorkesten daar. Wicked Knee is diep in de ziel van die muziek gedoken – die een geschiedenis van meer dan twee eeuwen heeft, inmiddels. Daarbij hebben ze voor zichzelf alle vrijheid opgeëist – zoals de muzikanten in de Big Easy dat in feite ook altijd hebben gedaan. Het eerste nummer klonk in dit verband haast als een statement: collectieven werden afgewisseld met onbegeleide, vrijmoedige soli. Daarbij viel op dat trompettist Steve Bernstein geen vierde ventiel nodig heeft om microtonen te produceren, dat gebeurt gewoon met behulp van de drie aanwezige knopjes en het mondje. Op zijn schuiftrompet is dat nog een stuk eenvoudiger, maar ook op het meer orthodoxe instrument weet Bernstein dus bijzonder goed de weg.
In het tweede nummer, ‘Muffaletta’, was de link met New Orleans zonneklaar. Wicked Knee is in feite een vestzak-brassband die swingend en gestroomlijnd zijn weg gaat. Daarbij viel het strakke drummen van leider Billy Martin op, die een prettig soort autoriteit uitstraalde. Wat een timing heeft die gast! Maar hij draaide zijn hand ook niet om voor een partijtje gamelan op koebellen en ander klein slagwerkspul. Soms wekte hij herinneringen op aan de ‘oude’ Han Bennink, toen die nog een Renault-bus nodig had om zijn instrumentarium te verplaatsen.
Ondertussen werkte tubaïst Marcus Rojas, die longen van buffelhuid schijnt te hebben, onvermoeibaar aan een ondergrond die stevig genoeg was om een Sherman-tank veilig over de Rijn te zetten. Nou ja, de Turfsingel, in ieder geval. Niet alleen dat zijn riffjes en bourdontonen onberispelijk waren, hij stond ook nog eens te dansen met die tien kilo koper voor zijn buik.
Het vierde lid van de groep is trombonist Curtis Fowlkes, die inmiddels zo goed als legendarisch genoemd mag worden. Ernie Wilkins, Henry Threadgill, Bill Frisell, de Lounge Lizards, de Jazz Passengers. Zijn rol was relatief bescheiden. Hij zette het ensemble in een warme gloed en als hij soleerde gebeurde dat in het stramien van het nummer, waarbij hij de mogelijkheden behoedzaam aftastte om in een extatisch schetteren te eindigen. Het spreekt voor zich dat het laatste waar we na de toegift ‘Sugar Foot Stomp’ (uit 1923!) aan dachten de sponde was.
Tekst: Eddy Determeyer voor draaiomjeoren.nl
Foto’s: Willem Schwertmann
[AFG_gallery id=’13’]